|
||||||||
|
Derde deel in de reeks samenwerkingen tussen de Welshe harpiste Catrin Finch en de Senegalese koravirtuoos Seckou Keita, na “Clychau Dibon” uit 2013 en het veelvuldig bekroonde “Soar”, dat bij ons kwam net voordat we met z’n allen ondergedompeld werden in een bad dat we tot dan toe helemaal niet kenden: Covid-19. Nochtans is het niet de pandemie, die de toon zet, maar wel de feestvreugde: het duo werkt intussen zo’n tien jaar samen en zoiets mag en moet gevierd worden. Net als bij “Soar”, is het eerste wat je opvalt bij de beluistering van deze nieuwe plaat, de hoop en de levenslust, die de muziek uitstraalt: de instrumenten lenen zich tot het verklanken van allerlei emoties en het duo koos duidelijk voor de positieve stemming. Van bij het begin -de titel “Gobaith” van het openingsnummer , betekent letterlijk “hoop” in het Welsh-wordt weer maar eens duidelijk hoezeer deze twee muzikanten elkaar aanvoelen en aanvullen, ondanks twee kennelijk verschillende achtergronden: de harp zet de bakens uit en speelt wat al gauw een heerlijk refrein blijkt te zijn. De kora strooit daar, op een bedje van spaarzame basnoten, heel kleurrijke spetters overheen en het strijkersensemble, zeven man sterk, geeft aan waar het op deze plaat zal om draaien. Dat is helemaal nieuw voor het duo, dat zich tot nu beperkte tot zijn eigen instrumenten, maar nu dus de klank breder laat uitwaaieren op vier van de zeven tracks die de plaat rijk is, al dient gezegd dat de strijkers nergens de kora en de harp overdonderen. Nee, je krijgt gewoon drie nummers met enkel de kora en de harp en vier waarop de strijkers de boel komen verfraaien. Natuurlijk, in de loop van de jaren, en al helemaal vanaf het verschijnen van “Soar” tot de lock-down tussenkwam, speelden ze ontiegelijk veel concerten samen, in die mate zelfs, dat ze, wereldwijd bekeken, zowat de meest populaire wereldmuziek-act waren geworden. De 69 snaren -47 van de harp en 22 van de kora- werden wereldwijd een begrip, met ondermeer als gevolg dat Finch & Keita op elk podium stonden, dat er, in dat deel van de muziek, echt toe doet. Met composities die tijdens Covid gemaakt werden, of die verder bouwen op flarden van muziekjes die de twee in de voorafgaande jaren al hadden bedacht en opgeslagen, worden een kleine drie kwartier moeiteloos gevuld met de heerlijkste, klaterende en verfrissende, parelende muziek. Zo is afsluiter “Julu Kuta” een demonstratie van de mogelijkheden, die de kora van Keita, met zijn dubbele nek en dus ook dubbel aantal snaren, opent in de kora-muziek. Dat levert alles samen een heerlijke plaat op, die boeit van begin tot einde en die perfect illustreert hoezeer twee muzikanten in elkaar kunnen opgaan zonder hun eigenheid te verliezen. Je hoeft maar naar “Chaminuka” te luisteren, of naar het absolute hoogtepunt “Jeleh Calon” te luisteren om te begrijpen wat ik bedoel. Als 2022 ten einde loopt en er weer eens Awards uitgedeeld worden, staan Finch en Keita gegarandeerd weer op alle mogelijke nominatielijsten. En dat zal terecht zijn! (Dani Heyvaert)
|